Caroline Beuth, musicaldocente: ‘Musical is veel meer dan een dansje aanleren’
Cats, Chicago, Mamma Mia: zomaar een paar van de musicals waarin Kleinkunstig docente
Caroline Beuth schitterde. Zelf afgestudeerd aan de danscacademie, gaf ze ook les op
dansscholen. Sinds twee jaar zijn daar workshops voor Kleinkunstig bijgekomen, zoals
musicaldans, streetdance, theater en werelddans. ‘Musical is meer dan een dansje aanleren’,
vertelt Caroline: ‘Ik laat leerlingen ervaren hoe je een verhaal kan vertellen terwijl je meerdere
dingen tegelijk doet’

Aanwakkeren!
‘In een musical moet je alles kunnen: je bent een danseres die kan zingen of een zangeres die kan
dansen’, vertelt Caroline. Zij heeft in haar carrière altijd beide gedaan en daarnaast volgde ze ook
een docentenopleiding. Het vertellen van een verhaal in een musical is de grootste uitdaging die
ze in de anderhalf uur durende workshops met kinderen aangaat. ‘Dat is beperkte tijd en veel
leerlingen hebben geen zangervaring, dus je kunt niet verwachten dat ze ineens driestemmig
zuiver kunnen zingen. Wat ik kinderen leer, is daarom allemaal heel basic. Maar ik probeer wel iets
bij ze aan te wakkeren.’
Klein doel
Iets aanwakkeren? ‘Ja, bijvoorbeeld dat je ergens in op kunt gaan op meerdere manieren. Dans is
een manier van uiten. Liefde, rouw, verdriet, hoop… Ook zoiets als een regendans komt ergens
vandaan’, legt ze uit. ‘Kijk, in zo’n workshop gaan heus niet alle kinderen helemaal op in wat ze
aan het doen zijn: ze hebben ook geleerd om te doen wat de juf doet’, lacht ze. ‘Als ik een stap
naar links doe, doen zij het ook. Maar ik probeer wél wat verdieping mee te geven, bijvoorbeeld
met de muziekkeuze. Überhaupt het feit dat je even iets fysieks doet, in plaats van zitten op een
stoel zit, ook dát is een klein doel. Of dat je je medeleerlingen op een andere manier ziet –
bijvoorbeeld dat je diegene die minder goed kan leren, ziet stralen op een podium. Alles wat je
kinderen nu kan meegeven, is belangrijk voor later.’

Trots
Een beetje prikken om leerlingen los te krijgen, is ook wel eens nodig: ‘Pubers hebben überhaupt
nooit ergens zin in’, lacht ze. ‘Het is altijd grappig om erachter te komen waardoor dat is. Vragen
naar hun dromen, hun hobby’s, dat helpt. Soms schamen leerlingen zich een beetje tegen over
anderen. Als je daar doorheen prikt, als je eruit krijgt wat er in zit, merk je dat ze het heel leuk
vinden als ze aan het einde iets bereikt hebben – en misschien wel een talent ontdekt hebben. En
het helpt enorm als je naar een presentatie toe werkt: dan ís het ergens voor. En zijn ze uiteindelijk
hartstikke trots.’